Tekst © Rob Hoen
Een ansichtkaart met daarop een postkantoor. Voor het gebouw staat een bijna nieuwe Citroën ID19. Die ligt daar al een tijdje plat op haar buik. Op het moment van de foto zou er evengoed een Peugeot 403 kunnen staan. Of een Renault Frégate. Maar dan schrijf ik deze aflevering van Fotosouvenirs niet. Het is de lotsbestemming van deze oude ansicht.
Tombebœuf is een klein dorpje in het departement Lot-et-Garonne. Het ligt ten zuidoosten van Bordeaux; Bergerac is de dichtstbijzijnde grote plaats. Ten tijde van de ansichtkaart in 1959 wonen er 600 mensen. Nu zijn dat er nog 450.
Tombebœuf heeft één hotelletje aan de Rue Principale. Het is Hotel du Nord en het heeft twee sterren. ‘Het hotel ziet er aan de buitenkant niet uit,’ meldt een recensie, ‘maar de keuken is daarentegen uitstekend’. Het hotel is tegelijkertijd restaurant en bar. Verder is er een traiteur en een autobedrijf Garage Stop Automobiles. Daar repareert en verkoopt men alle merken auto’s. Er worden grasmaaiers en gasflessen verkocht om te koken. Er is geen tankstation in Tombebœuf. Maar het dorp heeft wél een postkantoor.
Het postkantoor is het kloppend hart van ieder Frans dorpje. Nu en in 1959. Toch is er geen mens op de foto te zien. Alsof voorbijgangers niet voor de lens van de fotograaf willen lopen en geduldig wachten tot de foto genomen is. Zoals de passant wacht voor de man die zijn vrouw en kinderen fotografeert voor een toeristisch monument. Hij maakt zijn foto met een niet te grote lensopening en een korte belichtingstijd, want de Rue de la Poste baadt vandaag in het licht. Als de sluiter klikt komt de straat weer tot leven. De mensen kunnen weer postzegels kopen en postcheques verzilveren.
Postbodes zijn in Frankrijk een fenomeen. Natuurlijk, ze brengen de post rond. In de grote steden en tot in de kleinste hoekjes van La France Profonde. Het is in Frankrijk een recht om post te ontvangen. In Nederland is dat een gunst. Daar kennen ze de Nederlandse regels voor een brievenbus niet. Als de loopafstand van je huis tot de openbare weg meer dan tien meter is, dan moet je de brievenbus aan de openbare weg plaatsen. Anders bezorgt de Nederlandse postbode niet.
In Frankrijk niets van dit alles. De Franse postbode heeft geen brievenbus nodig; hij legt de post op de vensterbank met een steen er op, of loopt gewoon via de achterdeur naar binnen en legt de post op de keukentafel. Hij of zij maakt een praatje met de bewoner, drinkt koffie of een borrel; hij schuift aan bij het eten. Hij schrikt niet van een hond in de tuin. Tegelijkertijd is de postbode ook huisbankier, hij helpt mensen met het invullen van postcheques, bezorgt medicijnen en leest de bijsluiter voor. Ouderen nemen een abonnement op de krant om tenminste één keer per dag bezoek te krijgen van de postbode. De postbode is een rots in de branding. Hij ís de Franse Republiek. In Tombebœuf loopt, fietst en rijdt nog dagelijks één van de 90.000 postbodes die Frankrijk nu nog telt.
Voor de plattelandspostbode lijkt er in de afgelopen zestig jaar niet zoveel veranderd. Jacques Tati maakte er ooit een film over: Jour de Fête (1949). Het is een satire over een geïsoleerd en achtergesteld dorpje in Frankrijk. Het dorp ontkomt niet aan modernisering en op de dag van de Franse nationale feestdag Quatorze Juilliet wordt er voor het eerst een film vertoond en wel over de efficiency van de Amerikaanse posterijen. Postbode François (gespeeld door Tati zelf) ziet in de film hoe zijn collega’s in de Verenigde Staten hun post per auto en zelfs per vliegtuig rondbrengen. François doet alles op de fiets en besluit nu met zijn fiets even hard te gaan rijden als een auto.
De ansicht is gemaakt voor de modernisering van de huisstijl van de Franse posterijen in 1960. Toen werden alle postkantoren voorzien van het nieuwe logo van de post: een vogel in de vorm van een pijl. Dit logo vind je in aangepaste vorm nog steeds terug op alle postkantoren en brievenbussen.
Het straatbeeld van de ansichtkaart van Tombebœuf is in zestig jaar niet veranderd. De Citroën ID is allang gesloopt. Maar het postkantoor staat er nog in volle glorie. Het is een van de 14.000 postkantoren die Frankrijk nog telt. Alleen de moderne huisstijl van La Poste staat nu op de gevel.
Vanaf 1962 is alles van La Poste geel: de brievenbussen, de auto’s, en later de logo’s aan de gevels van de postkantoren. Zoals op bovenstaande ansicht in St. Gervais d’Auvergne. Want geel is een kleur die opvalt. Voordat alles geel wordt zijn de postauto’s donkergroen. Omdat er veel aanrijdingen zijn met auto’s van de post ontwikkelt Citroën speciaal hiervoor de kleur geel AC311. Niet alleen om de besteleenden en HY’s langs de weg bij slecht meer te laten opvallen. Ook de brievenbussen krijgen de gele Citroën-kleur. De postauto’s van nu hebben nog steeds diezelfde kleur.
Ik schrijf een ansichtkaart tussen de kruimels van mijn ontbijt in Hotel du Nord. Wat ik er op schrijf doet er niet toe. Het is maar een paar lege straten lopen van de Rue Principale naar de Rue de la Poste. Het postkantoor is gesloten, maar de brievenbus is open. Ik mag hopen dat de Nederlandse postbode deze kaart bezorgt. Want ik heb de postcode er niet op geschreven.