Reproducties van ansichtkaarten
fotosouvenirs

Ozoir-la-Ferrière 1964

Leestijd: 9 minuten
Kijktijd: 3:36 minuten

Tekst © Rob Hoen

De ansichtkaartenfotograaf heeft met één druk op de knop van zijn camera de tijd stilgezet. Klàk, zegt de camera. We zien niet – als bij een film – hoe het afloopt. De suspence duurt voort. Maar het is aannemelijk dat de auto uiteindelijk linksaf zal slaan als de fietsers eenmaal zijn gepasseerd. Als je wat langer naar zo’n kaart als deze kijkt, zie je verrassende details. Dat zijn kleine verhaaltjes verstopt in het grote verhaal. Een foto staat altijd vol tekens. Tekens waar wij als kijker wat mee doen. Verkeersborden, stoplichten, auto’s, fietsers, straatnamen, reclameteksten, een zebrapad, huisnummers, personen die iets op de foto doen. Die tekens maken hoe je de eigen werkelijkheid maakt bij het kijken naar deze ansichtkaart. Of de foto nu vandaag de dag gemaakt is met een smartphone of 55 jaar geleden met een echt fototoestel.

De foto is gemaakt door een professional. Tenminste, hij heeft een goede camera gebruikt. Heel veel ansichtkaarten zijn van een beroerde technische kwaliteit. Vaak met een grof raster, ingekleurd en gemanipuleerd met ingeplakte wolkenluchten. Want het is altijd mooi weer op ansichtkaarten. Dat hoeft niet per se aan de fotograaf te liggen. Het ligt vooral aan de kwaliteit van het drukwerk. De meeste ansichtkaartenfabrikanten willen alleen maar tegen zo laag mogelijke kosten kaarten verkopen.
De details blijven goed zicht- en leesbaar als ik de foto in het beeldbewerkingsprogramma Photoshop opblaas. Het beeld is scherp en technisch van uitstekende kwaliteit. Dat geldt ook voor de compositie van de foto; het moment dat de foto gemaakt is. Ik denk dat andere fotografen afgedrukt zouden hebben als de Citroën DS nog op de rechterweghelft staat. Nu ontstaat er een aparte dynamiek op de foto, die je niet vaak op ansichtkaarten ziet. Er gebeurt iets. De auto dringt zich op aan de fietsers.
De eerste gedachte die bij mij opkomt is aan mijn rijexamen ergens in 1978. Dat is in Maastricht bij autorijschool Jeurissen aan de Koning Clovisstraat. Van autotechniek begrijp ik dan nog helemaal niets. Wat een koppeling is? Geen idee. Ik heb ook nooit brommers gehad; het is de eerste keer dat ik ‘gas geef’. Mijn eerste lessen krijg ik in een rode Opel Manta. Ook al heb ik geen verstand van auto’s, een Opel Manta vind ik in de jaren 70 een ordinaire auto. Later wordt het gelukkig een rode Opel Ascona.
Bij het theorie-examen heb je dan die plaatjes met een verkeersituatie met meerkeuzevragen. Bij het zien van zulke vragen denk ik onmiddellijk terug aan mijn eindexamens havo en vwo op het Henric van Veldeke College in Maastricht. Ik heb een pretpakket met alle talen. Het schriftelijke centrale examen voor Engels, Frans en Duits bestaat uit 50 meerkeuze vragen. Mijn ervaring is dat je het best de vragen kunt beantwoorden zonder de tekst te lezen. Je hoeft alleen maar de antwoorden te zien. Want er zijn altijd twee vragen sowieso fout. Dan blijven er twee mogelijkheden over. Van die twee is er één waarschijnlijker dan de andere. Dan kun je voor de zekerheid de bijbehorende tekst nog even lezen, om de laatste twijfel weg te nemen. Maar eigenlijk is dat niet eens nodig. En je bespaart er een hoop tijd mee. Ik haalde telkens hoge cijfers voor deze examens zonder de tekst te lezen. Dat kan nooit de bedoeling geweest zijn en je kunt je afvragen of dit wel de juiste methode is voor toetsen. De eerste jaren leerde ik op deze school de talen met behulp van stripverhaaltjes. Dat gaat nu bij mijn kinderen wel anders. Uiteindelijk heeft mij dat nog behoorlijk opgebroken tijdens mijn latere studie Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Want daar kreeg ik in plaats van stripverhaaltjes met tekstwolkjes opeens heel dikke wetenschappelijke boeken in de Engelse, Franse en Duitse taal te lezen. Enfin, het is uiteindelijk allemaal goed afgelopen, want ik mag mij historicus noemen.
Deze ansichtkaart is nog prima bruikbaar voor het huidige theorie-examen voor het rijbewijs. Het is tijd voor een test. Je mag overigens hier dezelfde negatieve methode gebruiken die ik dat voor mijn eindexamen gedaan heb gebruikt. Stuur je antwoord in via het reactieveld hieronder, maar motiveer het wel. Dat laatste ontbreekt bij zowel het centraal schriftelijk examen alsook bij het theorie-examen, terwijl in de motivatie van het antwoord juist de leermomenten liggen.
Een vraag bij deze foto zou kunnen zijn: u rijdt op een voorrangsweg. U wilt links afslaan naar de Avenue du Général Leclerc in Ozoir-la-Ferrière. Moet u de fietsers voor laten gaan?

  1. Nee, ik rijd op een voorrangsweg.
  2. Ja, verkeer rechtdoor gaat voor afslaand verkeer.
  3. Nee, het stoplicht staat nog op oranje.
  4. Het maakt mij niet uit.

Het tafereel speelt zich af op de kruising van de Avenue du Général Leclerc en de Avenue du Général Charles de Gaulle in Ozoir-la-Ferrière. Die kruising ziet er nu heel anders uit. Het is een rotonde geworden en nagenoeg alle huizen zijn vervangen door nieuwe gebouwen. Ozoir ligt in het departement Seine-et-Marne in de regio Île-de-France. Le Ferrière betekent letterlijk ijzergieterij. De toevoeging ‘le Ferrière’ is ontstaan in de middeleeuwen. Historische documenten spreken in 1050 voor het eerst over een kerk die ligt in een ijzerbos. Later worden in de omgeving van deze kerk veel ijzerslakken aangetroffen. Er is blijkbaar heel lang geleden ijzererts gevonden en voor de lokale markt bewerkt. De naam is blijven hangen, het ijzer is weggeroest. Daarnaast is de toevoeging waarschijnlijk alleen bedoeld om onderscheid te maken, want er zijn in Frankrijk meerdere stadjes die met Ozoir beginnen, bijvoorbeeld Ozoir-le-Breuil.

Ten tijde van de ansichtkaart wonen hier 3000 mensen. Nu is het een stad met ruim 20.000 inwoners, die Ozoriens worden genoemd. Het is een slaapstad, waar de forenzen iedere dag weer massaal heen en weer richting Parijs reizen en alleen terugkeren om te slapen en kinderen te verwekken. Ozoir-la-Ferrière ligt op 35 autokilometers ten zuidoosten van Parijs en kent ook een station. Ik heb mij suf gezocht naar wetenswaardigheden over deze plek. Het schamele resultaat is reden genoeg voor toeristen om deze stad snel voorbij te rijden.
Ooit was het een klein stadje, waar om de oude kern heen telkens nieuwe huizen gebouwd zijn. In Nederland kennen we ook zoiets, maar daar wordt de groei van de nieuwe wijken veel meer aangestuurd vanuit de overheid, omdat grond in Nederland veel schaarser is dan in Frankrijk. Iedereen kent wel de Nederlandse Vinexlocaties als bijvoorbeeld Leidsche Rijn bij Utrecht en Vathorst bij Amersfoort. Vinex staat voor Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra. Uitgangspunt hier is de verstedelijking te concentreren rond bestaande (middel)grote steden en de mobiliteit voor het woon-werkverkeer te beperken. Vinex is het resultaat van een reeks eerdere nota’s voor ruimtelijke ordening, waarmee provincies en lagere overheden greep krijgen op de stedelijke ontwikkeling.

Ozoir-la-Ferrière groeit in de tweede helft van de 20e eeuw als een soort ongecontroleerde bloemkool. Het omliggende bos sneuvelt grotendeels om plaats te maken voor eenvormige, crèmekleurige vrijstaande huizen met een groot grasveld, een stenen barbecue, speeltoestellen voor de kinderen en een enkele boom met een strak geschoren coniferen heg er omheen òf anders met een wit gekalkte betonnen omheining. En al deze huizen hebben natuurlijk de onvermijdelijke rolluiken, want na negen uur ’s avonds zit hier alles potdicht en zie je geen kip meer op straat. Boodschappen doe je hier altijd met de auto. Aan de rand van Ozoir-le-Ferrière vind je grote winkelketens en hypermarchés in enorme rechthoekige loodsen. Die grootwinkelbedrijven zijn de doodsteek zijn voor de middenstand in de stadskern, zodat er in het centrum – naast de McDonald’s en Kentucky Fried Chicken – nog slechts een enkele zieltogende bakkerij en slagerij te vinden is.

Deze ontwikkeling is komen overwaaien uit de Verenigde Staten, waar vooral blanke Amerikanen in de suburbs gaan wonen. Dat zijn de buitenwijken of voorsteden die rondom een grote stad verrijzen, met vrijstaande huizen met brede, groene lanen en een oprit voor twee auto’s bij de dubbele garage. Die grootschalige suburbanisatie in de Verenigde Staten komt begin jaren 50 op gang als de naoorlogse welvaart de hemel in groeit en het kopen van een huis goedkoper is dan er een huren. Geld en werk is er genoeg. De bouw is een geweldige aanjager van de economie. De Verenigde Staten worden een consumenteneconomie waar het kopen van artikelen bijna een nationale plicht is. Want door te consumeren help je Amerika en de Amerikanen. Een crisis als in de jaren 30, dat is een trauma voor de Amerikanen. Dat wil niemand meer meemaken. Koelkasten, televisies, wasmachines, moderne keukens met de nieuwste elektrische apparatuur en natuurlijk auto’s. NBC zendt begin jaren 50 op primetime de televisieshow The Dinah Shore Chevy Show uit, waarin zonder schroom de modellen van Chevrolet aangeprezen worden. Een vroege vorm van schaamteloze corporate journalism, waar fabrikanten gewoon zendtijd kopen om de nieuwe vrijheid te stimuleren. Amerikanen kijken er massaal naar op hun nieuwe televisie. Het is het tijdperk van het consumentisme, dat uiteindelijk op een wat meer bescheiden schaal ook in Europa doordringt. De succesvolle televisieserie Desperate Housewifes uit 2004 speelt zich af aan Wisteria Lane in Suburbia. De straat bestaat niet echt. Hij is in de studio’s van Hollywood gebouwd. Deze serie speelt weliswaar in het nieuwe millennium, maar illustreert hoe deze wijken er uit gezien hebben als ze in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw gebouwd worden. Ook al voert Charles de Gaulle als president van de Vijfde Republiek een autonome politiek ten opzichte van de Verenigde Staten, Frankrijk ontkomt niet aan de nieuwe economische wetmatigheden van het naoorlogse consumentisme en de daarmee gepaard gaande suburbanisatie.

Op de ansichtkaart van de Avenue du Général de Gaulle is er nog niets van te zien dat Ozoir-le-Ferrière zich tot een moderne banlieu gaat ontwikkelen. Voor het Bureau de Tabac, waar je ook koffie kunt drinken staan een paar mannen met koffers. De man rechts kijkt naar de fotograaf. Ik vraag me af wie ze zijn. Waar wachten zij op? Waarom staan die koffers daar? Er is geen bushalte, misschien is die om de hoek? Is het de eerste generatie gastarbeiders? Ze komen net aan, want een van de mannen zet zojuist zijn koffer neer. Ik zie op het verkeersbord achter hen dat het station van Ozoir-le-Ferrière maar 2,5 kilometer verderop ligt. In de verte zie ik nog een muuradvertentie van ‘Les belles peintures de Valentine’. Dat is een verfmerk dat nog steeds bestaat. Ondanks de huizenhoge advertentie, kunnen de meeste panden wel een verfbeurt gebruiken. De Citroën DS met het kenteken 8299-KS-75 komt uit Parijs. Dat verklaart het ongeduld van de chauffeur. Parijzenaars zijn doorgaans niet de meest hoffelijke automobilisten. Het is een kenteken dat volgens de Franse Rijksdienst voor het Wegverkeer begin 1961 geregistreerd is. De bestuurder moet opschieten, want hij staat al over de weghelft terwijl er in de verte alweer verkeer aankomt. Het verkeerslicht staat op oranje. De Citroën DS staat ver over de helft van de straat te popelen om linksaf te slaan. Ik vermoed dat de chauffeur in het dagelijkse verkeer een bumperklever is. De remlichten branden niet. Zijn rechtervoet hangt boven het gaspedaal. De linker clignoteur knippert dringend. Hij kan niet wachten totdat de fietsers de kruising gepasseerd zijn. Het zou mij niet verbazen als hij zich tussen de 2e en de 3e fietser de straat in zal rijden. De chauffeur had evengoed rustig op de rechterhelft van de weg kunnen wachten. Tijdwinst levert deze actie in ieder geval niet op. Er zitten twee mensen in de auto. Ik bedenk dat de bijrijder in de Citroën misschien wel een trein moet halen.

Het stoplicht staat links voor het wat armetierige makelaarskantoor SEBAON. Bij onoverzichtelijke kruisingen is het in die jaren niet ongebruikelijk om ook een stoplicht aan de overzijde te plaatsen, voorbij de kruising, gespiegeld aan de rijrichting. Rechts zie ik twee jonge vrouwen staan met getoupeerde coiffures, geheel volgens het heersende modebeeld. Ze lachen naar de fotograaf. Smartphones zijn er nog niet, hier kijk je nog op als er gefotografeerd wordt. De fotograaf heeft vlak voor dit moment nog een foto gemaakt van deze straat de andere kant uit. En dan blijkt dat het groepje jonge vrouwen veel groter is. In de verte komt de Citroën DS aan, die zo meteen de Avenue du Général Leclerc in wil rijden. De mannen met de koffers zijn op dit moment waarschijnlijk nog in de Avenue du Général de Leclerc.
In mijn fantasie komt Ozoir-la-Ferrière anno 1964 steeds meer tot leven. Dan wil ik er liever zijn op het moment dat deze kaart gemaakt is dan in het hedendaagse Ozoir-la-Ferrière. Ook al is er weinig memorabels te melden over deze stad. Ik ga weer terug naar het eerste tafereel. En ik zie opeens dat de laatste baan van het zebrapad rechtsonder waarschijnlijk geschilderd is na het nuttigen van enkele glazen pastis in het tegenover gelegen Bureau de Tabac. Thuis hang ik dingen vaak scheef op, ook zonder pastis. Ik begrijp opeens waarom les Ozoriens dit hun thuis kunnen noemen. Zo krijgen de meest lelijke plekken een plaats. Mensen wonen, werken en leven soms maar op één plek. Hun hele leven lang. Dat noem ik thuis.

[ezcol_1half]

[/ezcol_1half] [ezcol_1half_end]


[/ezcol_1half_end]

2 gedachten over “Ozoir-la-Ferrière 1964”

  1. Rob, ik geniet elke keer weer van je gave om ons als lezer terug te brengen in de tijd. En daarbij losstaande feiten te smeden tot een prachtig geheel. Jij hebt het vermogen ons echt terug te brengen in de tijd waarin we met de kennis van nu, veel liever in zouden leven.

  2. Weer een scherpe observatie Rob. Erg leuk, vooral op het eind over die zebra. Iedereen (ik ook!) gaat direct kijken wat je bedoelde).

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste Souvenirs