Lees- en kijktijd ca. 10 minuten
Tekst © Rob Hoen
Bij de aanblik van deze ansichtkaart krijg ik een uitgesproken zuidelijk gevoel. De zon schijnt volop, de uitgeklapte zonwering, de luiken voor de ramen die de zomerse warmte buiten moeten houden. Je voelt de ochtendzon van de zomer; ik passeer de groentewinkel links op de foto en ruik overrijp fruit, vermengd met de geur van verse koffie, die ik aanstonds ga nuttigen in het café met het gele zonnescherm, iets verderop.

Het is een straatbeeld zoals er in de jaren zestig zoveel gemaakt zijn. Zonder noemenswaardige aanleiding, want een bezienswaardigheid is niet te ontdekken op de foto. Wel veel Franse auto’s: een oud type HY met een gedeelde voorruit, een Ami 6 met zowel links als rechts twee keer een 2CV. En niet te vergeten: de in 1965 geïntroduceerde, ultramoderne en comfortabele Renault 16, met een bijna geheel aluminium motor. Een synthese tussen een berline en een break, met een ‘vijfde’ deur, die later trendsetter blijkt te zijn voor de moderne hatchback.
Maar het gaat natuurlijk om de trapauto’s in het straatbeeld. Twee jochies zitten in een DS trapauto van Morellet Guérineau (MG), door deze firma sinds 1959 op de markt gebracht. Lichte, kleine trapauto’s bedoeld voor chauffeurs tussen vier en zes à zeven jaar oud. Normaal kun je het bouwjaar herkennen aan de nummerplaat van de auto, bijvoorbeeld 19-MG-65 of 19-MG-61. Maar die zijn op de ansichtkaart niet leesbaar. De wagentjes vertonen gebruikerssporen; beide plastic voorruitjes zijn verdwenen en de koetsjes hebben al aardig wat Franse krasjes en deukjes opgelopen. Deze voitures à pedales worden overigens met stangen aangedreven door eenvoudig beurtelings je voeten naar voren op het pedalen te drukken. Hoge snelheden haal je met zo’n trapauto niet. Trapauto’s met kettingaandrijving zoals een fiets die heeft, zijn veel sneller, herinner ik mij.
Ik had destijds een militaire Jeep van Tri-ang, met een grote Amerikaanse ster op motorkap en óók met stangenaandrijving. In 1962 gekregen van mijn vader toen ik een jaar of vier was. Aanvankelijk bedoeld als 
Een DS trapkar heb ik nooit gehad. Maar toen ik wat groter en sterker werd, kon ik mij uitleven op het Autodroom in Blankenberge, aan de Belgische kust. Daar was onder de pier medio jaren zestig een piste met een heus benzinestation voor ‘grote’ jongens, waar je met veel zwaardere skelters, fietsscooters, Amerikaanse modeltrapauto’s en ook met DS’en met kettingaandrijving eindeloos je rondjes kon trappen zodat je een flinke conditie kreeg. Die baan ligt er nog steeds. Alleen de DS’en zijn er niet meer, de skelters zijn intussen gemoderniseerd. Ik pas er niet meer in, maar zou dolgraag als achtjarige nog één keertje rondjes willen rijden tot ik niet meer kan. In zo’n loodzware DS-trapauto in Blankenberge. Net zoals de jongetjes in hun DS19 trapauto op die zomerse dag in Luxeuil-les-Bains.
[ezcol_1half]
[/ezcol_1half] [ezcol_1half_end]
[/ezcol_1half_end]




