Lees- en kijktijd ca. 8 minuten
Tekst © Rob Hoen
Dit is een van de mooiste ansichtkaarten die ik ken. Altijd gevaarlijk om in superlatieven te schrijven. Ik vind het een van de mooiste, dat is wat anders als ik zeg het ís de mooiste ansichtkaart die er bestaat. Als ik dat maar hard genoeg roep, dan gaat iedereen het als vanzelf ook vinden dat andere kaarten minder mooi zijn. Tenminste, het reclameprogramma DWDD roept dagelijks dat deze of gene schrijver of muziekband de allerbeste is en dat schijnt dan ook de norm te zijn of iets mooi is of niet. En morgen is weer iemand anders de beste of de mooiste. In mijn geval mag de lezer gelukkig zelf een mening hebben. Nog een waarschuwing vooraf: deze aflevering van Fotosouvenirs is minder geschikt voor vegetariërs.
Ik vind ansichtkaarten mooi omdat op iedere ansichtkaart een stuk maakbare werkelijkheid staat. Mijn werkelijkheid. Ik zie hetzelfde wat de kijker ook ziet. Maar ieders denkwereld doet er wat anders mee. Dat is het verschil tussen kijken en zien. Je zou het fantasie kunnen noemen, ingegeven door je vorming en opvoeding.
Ik vind deze briefkaart om verscheidene redenen mooi. Gewoon, omdat ik het een mooi beeld vind. Omdat het dagelijkse leven in Frankrijk er op staat. Omdat er een stukje Franse ‘werkelijkheid’ op staat. Omdat er van alles te zien is op de foto dat maakt dat je er langer naar kijkt. Omdat het beeld mijn fantasie prikkelt. Of omdat mijn favoriete Citroëns op de foto staan. Maar wat de kaart voor mij echt bijzonder maakt is dat deze straat er nu nog exact zo uitziet als bijna zestig jaar geleden. De hotels zijn er nog met dezelfde naam. Zelfs de kleur verf is dezelfde gebleven. Alleen de boom en de telefoon- en stroomkabels zijn weg. Soms denk ik wel eens dat het juist dát is waarom wij Nederlanders zo graag naar Frankrijk gaan. Frankrijk is anno 2016 voor de meeste Nederlanders nog steeds een van de favoriete vakantiebestemmingen.
Brassy is een dorpje in het departement Nièvre in de Morvan op zo’n kleine drie uur rijden van Parijs. Het telt nu ruim zeshonderd inwoners. Ten tijde van de ansicht zijn dat er zo’n tweehonderd meer. Het is niet groot en dat maakt het overzichtelijk. De hoofdstraat Le Bourg met een slager, twee hotelletjes, één kerk en het monument voor de gevallenen, iets verderop een bakkerij annex café.
De dag is al een eind op weg. Het is zoals iedere dag rustig op straat. Het is zaterdag, want de mannen van Brassy doen de boodschappen. Voor het Hotel du Centre lopen twee mannen met zware tassen. Ze zijn op weg naar de slager. In het raam van Hotel du Centre is een licht gekleurde Renault Juvaquatre te zien. Die staat aan de rechterkant van de ansicht geparkeerd, maar daar is hij groen ingekleurd. De retoucheur heeft ‘m vergeten in te kleuren.
De slagersvrouw met een witte jas voert een gesprek over de laatste nieuwtjes met twee mannen die tegen de gevel geleund staan. Een oude man met alpinopet, stok en osteoporose volgt het gesprek. Er ligt een hond op de grond. Iets meer naar rechts staat nog een hond. Het is hun vaste hangplek en zo af en toe scoren ze wat vleesresten.
Maar Franse slagers houden nooit zo veel over. Op een of andere manier weten de Franse vleeshouwers alle vlees voor consumptie geschikt te maken. Varkensoren en -wangen, vrijwel alles wat de naam vlees mag hebben: pens, hart en andere ingewanden, koeienuiers. Alles van kop tot staart wordt gebruikt. Wat bij ons tot honden- en kattenvoer verwerkt wordt, maken zij tot voedsel voor mensen. Ook presenteren zij hun vlees in veel grotere stukken in hun vitrine, waardoor wij Nederlanders niet weten wat we bestellen. De slager pakt vervolgens zo’n homp vlees en hakt er met een enkele rake klap een stuk af, weegt en draait het in een vetvrij papiertje, stopt het vervolgens in een wit plastic zakje met een knoop erin en legt het op de toonbank. Het ziet er een beetje bloederig uit in zo’n wit zakje, maar het vlees is echt van uitstekende kwaliteit.
Sommige beenhouwers hebben ook kant-en-klare slagersproducten, zoals de verraderlijk smakelijk ogende andouillettes (worst gevuld met varkensingewanden), pieds-et-paquettes (lamspoten en -magen in witte wijn) of tripoux (schapenbuik gevuld met kalfsdarmen). Het zijn gerechten die je moet leren eten, zullen we maar zeggen.
De slagerij uit de tijd van de ansicht die bestaat niet meer. In het pand zit nu een kleine supermarché van Vival. Dat is een onderdeel van de supermarktketen Casino, speciaal voor stadjes en dorpen in de rurale gebieden van Frankrijk.
Hotel du Centre en Hotel du Nord, ze zijn er nog steeds en ze zien er bijna nog exact zo uit als een halve eeuw geleden. Het aanzicht van de pui is iets gewijzigd. Ook Brassy renoveert en moderniseert. En Hotel du Nord ligt inderdaad ten noorden van het Hotel du Centre. Het bedenken van namen kan soms betrekkelijk eenvoudig zijn. Hotel du Nord is al generaties in handen van één familie. Philippe Briard zwaait er nu samen met Christine de scepter. Hotel du Nord staat in geen enkele hotelgids. Geen Michelingids, geen Logis de France. Philippe is in meerdere opzichten met z’n tijd meegegaan: het hotel heeft een website. Natuurlijk, je kunt er eten en overnachten, maar daarnaast is het ook een traiteur die desgewenst maaltijden en buffetten aan huis levert. Je kunt er zalen huren, cursussen geven met alles er op en er aan in de landelijke en rustige ambiance van de Bourgogne. Je kunt er zelfs kook- en wijncursussen volgen. Van het verhuren van kamers alleen kun je niet leven in Brassy. Maar de laatste cursus op de website van het hotel dateert alweer uit 2007. Hotel du Nord is online, maar het ligt niet aan de digitale snelweg. Zo’n vaart loopt het daar allemaal niet. Dat geldt trouwens ook voor de hoofdweg die door Brassy loopt. Dat is de D171 en die loopt nergens naar toe. En dat is misschien wel de redding van het dorp. De dichtstbijzijnde snelweg naar het zuiden, westen, noorden en oosten is ver weg.
Hotel du Nord is geen sterrenrestaurant. Maar het eten is uitstekend en van al die sterallures krijg je als kok maar stress denkt Philippe nadat hij naar de film Ratatouille (2007) gekeken heeft. In deze tekenfilm achtervolgt bad-guy en kok Skinner de rat Rémy op de vlucht in Parijs met zijn sterrenrecept voor ratatouille.
Intussen zit ik aan tafel van het restaurant in afwachting van de Bœuf Bourguignon die ik zojuist besteld heb. Er gaat niets boven de regionale keuken, zolang die zich maar beperkt tot de reguliere lichaamsdelen. Rundvlees gestoofd in rode Bourgogne-wijn, champignons, spekreepjes en kleine witte uitjes. De wortelen en aardappelen zijn later toegevoegd en hebben meegestoofd voor een optimale smaak. Christine brengt het gerecht in een mooi oranje gietijzeren pannetje. Terwijl ik de eerste hap wil nemen valt de stroom uit. Haastig brengt de vrouw des huizes wat kaarsen. Het eten wordt er zelfs nóg beter van. Het gaat nog even duren voordat de stroom er weer is. En ik besluit dit verhaal pas online te zetten als ik weer thuis ben. De tijd gaat nog steeds langzaam in Brassy. Gelukkig maar.