Kijk- en leestijd ca. 15 minuten
Tekst: © Rob Hoen
Met de auto onderweg naar Bosseuil, een stadje onder Limoges in de Haute-Vienne. Een dag eerder heb ik een openbare verkoop van klassieke auto’s bezocht in Fontenay-le-Comte. Daar ben ik getipt om een aantal wrakken te bekijken die niet op de veiling te zien waren. Ik rijd oostwaarts over de Route Nationale 141. Nog onwetend dat ik het spookdorp Oradour-sur-Glane ga bezoeken.
Het is altijd weer vreemd: reizen van west naar oost door Frankrijk. Op een of andere manier voelt het heel anders dan van noord naar zuid. Dat is wat je doorgaans doet. Letterlijk dwars door midden-Frankrijk ervaar ik op een of andere manier heel anders. Alsof ik de omgeving op een afwijkende manier beleef; Frankrijk lijkt er opeens heel anders uit te zien. Nog rommeliger, nog meer ongeorganiseerd. Maar zeker niet minder aangenaam.
Het is een sombere, grijze zondagochtend in de herfst. Dorpjes en kleine steden trekken voorbij. Op de meeste dorpspleinen is geen mens te zien. Behoudens af en toe een paar kleine kluitjes met mensen die zojuist brood gekocht hebben bij de plaatselijke bakkerij. Ieder dorp of stadje heeft op het centrale plein het monument voor de gevallenen. Bijna altijd is dat een zuil met de namen van zonen van het dorp, gestorven ergens in een greppel voor het vaderland, voor de goede zaak. Want het waren rechtvaardige oorlogen, die Eerste en Tweede Wereldoorlog. Op de monumenten is vaak een tweede plaquette met namen uit de Tweede Wereldoorlog aangebracht. Die lijst is veel korter, want Frankrijk heeft tijdens de Grote Oorlog veel meer levens op het slagveld verloren.
Niet ver voor Limoges verschijnt uit het niets het plaatsnaambord Oradour-sur-Glane. Hier had ik niet op gerekend, op deze onverwachte ontmoeting. Ik wil stoppen om te kijken, want ik weet wat daar gebeurd is.
Het is zaterdag 10 juni 1944. Twee dagen eerder heeft het Franse verzet een spoorbrug in de buurt opgeblazen, wat twee Duitse soldaten het leven kost. De Maquis heeft ook nog een officier ontvoerd. De Duitsers zinnen op wraak. Ze zijn sowieso al nerveus, omdat de Geallieerden op 6 juni in Normandië geland zijn en oprukken.
Zo’n vergelding is niet iets nieuws. Vaker heeft het Duitse leger acties van het verzet bestraft met represailles. Het bloedbad van Lidice is misschien wel het bekendste voorbeeld: daar hebben Tsjechische partizanen de Gouverneur van Bohemen Reinhard Heydrich vermoord. In de dagen na zijn dood moordden de Nazi’s in opdracht van Hitler enkele dorpen volledig uit, waaronder Lidice.
In het geval van Oradour is er geen rechtstreekse opdracht uit Berlijn. Commandant Heinz Lammerding van de 2e SS pantserdivisie Das Reich besluit -nadat soldaten van zijn divisie eerder 90 gijzelaars in Tulle opgehangen hebben- Oradour-sur-Glane tot doelwit te maken. Om een voorbeeld te stellen. Waarom Oradour is onduidelijk. De willekeur van terreur: het had ieder ander dorp in de buurt kunnen zijn.
De omsingeling van het dorp begint om half twee ‘s middags. Alle inwoners worden bijeen gedreven op het marktplein. Met als reden een identiteitscontrole. Om drie uur worden de mannen van de vrouwen en kinderen gescheiden. De mannen worden in een aantal schuren gedreven. De Duitsers brengen hun machinegeweren in stelling. De vrouwen en kinderen zijn dan ondergebracht in het kerkje. Dat wordt om vier uur opgeblazen en brandt af. Vlak daarvoor worden de mannen met mitrailleurs gedood. Niet veel later steken de SS’ers alle huizen in brand. 642 mensen laten het leven, onder wie 205 kinderen. Zes mensen overleven de slachting. Ruim zeventig inwoners zijn tijdens de moordpartij niet aanwezig in het dorp. Twee dagen later komen de Duitsers terug om twee massagraven te maken. In de euforie rond de Geallieerde invasie is het drama van Oradour misschien wel de meest vergeten misdaad tegen de mensheid.
Pikant is dat er ook een dertiental Elzassers meedoet aan de moordpartij. Zij zijn na 1940 in het Duitse leger opgenomen. Een variant op Heim ins Reich. In Frankrijk heten zij de Malgrés-nous. Zij zijn ‘gedwongen’ de orders van de Duitsers uit te voeren. In 1953 veroordeelt het Tribunaal van Bordeaux hen tot 10 tot 15 jaar dwangarbeid. Eén van de Elzassers wordt ter dood veroordeeld. Maar door de amnestiewet uit hetzelfde jaar komen ze allemaal snel weer vrij. De nabestaanden zijn woest. De burgemeester geeft het Légion d’Honneur en Croix de Guerre, waarmee De Gaulle Oradour onderscheiden heeft, terug. Het stadje verbreekt alle betrekkingen met de Franse Republiek.
Veel eerder bezoekt Generaal De Gaulle Oradour. Dat is in 1945. Het verwoestte dorp moet een monument worden. Een martelaarsdorp: un village martyr. Er mag niks meer aan veranderen. Het nieuwe dorp mag niet op dezelfde plaats herbouwd worden. Dat gebeurt één kilometer verderop. De eerste steen wordt gelegd in 1947. Zes jaar later is het nieuwe Oradour klaar. Alle pleisterwerk van de huizen is grijs, zoals De Gaulle verordonneerd heeft. De straten hebben geen naam, alleen nummers. Pas in 2004, zestig jaar na de slachting krijgen de straten weer namen.
Ik rijd door de voormalige Rue nr. 3. Dat is de ansicht helemaal bovenaan deze pagina. Die straat heet nu de Rue de la Renaissance. De straat van de wedergeboorte. De muren zijn nog steeds grijs; de luiken voor de ramen wit. Alleen de dichtgeklapte zonneschermen voor de winkels hebben kleur. Maar dat is in de jaren zestig ook al zo. Eigenlijk is er niets veranderd. De weg leidt uiteindelijk via een rotonde naar de overblijfselen van het oude dorp.
Daar is niemand. Een bordje bij de entree vraagt onnodig om stilte. Zelfs de natuur is stil die dag. Omdat er geen anderen zijn, voel ik mij geen ramptoerist. De schuren waar de mannen doodgeschoten zijn. De kerk waar de vrouwen en kinderen verbrand zijn. De waterput waarin dode kinderen gevonden zijn. De container in de bakkerij, met daarin de verkoolde resten van een zuigeling. De rails van de tram naar Limoges. Die liggen er nog steeds. Stille getuigen. Die tram reed zelfs nog tot in 1949 door de spookstad.
Er lijkt nu zelfs geen muis meer te kunnen leven. Zo ordentelijk liggen de ruïnes van de huizen erbij. Normaal gesproken hadden de huizen allang overwoekerd moeten zijn door groen. Dat zou het uiteindelijke, natuurlijke genadeschot voor Oradour-sur-Glane moeten zijn. Zelfs het in stand houden van ruïnes blijkt geen eenvoudige opgave te zijn. Er moeten liters verdelger in de grond zitten, want er groeit nergens onkruid. Het ziet er bizar netjes uit. Toch ademt Oradour in alles het drama van meer dan 70 jaar geleden. Met de verhalen van de overlevende ooggetuigen in mijn hoofd, zie ik de hartverscheurende taferelen terwijl ik door de straten loop.
Dat wordt nog erger als je in het herinneringscentrum het speelgoed ziet van de vermoordde kinderen. Veel van de SS’ers die aan de acties deelnemen komen uiteindelijk om in Normandië. De eindverantwoordelijke commandant Heinz Lammerding wordt in Bordeaux bij verstek ter dood veroordeeld. Lammerding sterft in 1971 aan kanker, in vrijheid en economisch in goeden doen. West Duitsland heeft hem nooit uitgeleverd.
Ik ga weer terug naar het nieuwe Oradour-sur-Glane. Ik zie het grijze pleisterwerk en vraag mij af waarom er ooit een nieuw Oradour gebouwd is. Want wie kan daar nog onbezwaard wonen? Of daarvandaan deze ansichtkaart naar huis sturen?
Filmpjes: (L) Luchtopname van de ruïnes en (R) Charles de Gaulle bezoekt Oradour-sur-Glane (1945)
[ezcol_1half]
[/ezcol_1half] [ezcol_1half_end]
[/ezcol_1half_end]
1 gedachte over “Oradour-sur-Glane 1964”
Foutje: niet Richard Heydrich, maar Reinhardt Heydrich