Kijk- en leestijd ca. 14 minuten
Tekst © Rob Hoen
Het is tegenwoordig ondenkbaar dat een willekeurig toeristenbureau zijn stad meent te kunnen promoten door het maken van prentbriefkaarten met een parkeerplaats vol met auto’s. In Beaune, een kleine stad met ruim 20.000 inwoners, is dat anno 1966 nog geen enkel probleem.
Goed, er zijn geen parkeermeters te zien op de Place Carnot. Parkeren is gratis en de autodichtheid van destijds is onvergelijkbaar met die van de dag van vandaag. Je parkeert je auto gewoon daar waar je zijn moet. Alle gebouwen zijn nog dezelfde. De restaurants en café’s hebben intussen een andere naam.
Beaune is de wijnhoofdstad van de Bourgogne. Misschien is het wel dé wijnhoofdstad van Frankrijk. Wat mij betreft worden hier de mooiste witte wijnen gemaakt op basis van de Chardonnay-druif: Meursault, Puligny-Montrachet en Chassagne-Montrachet. Het is vooral de kalkhoudende grond van deze streek, die de typisch rijke smaak geeft aan deze wijnen. Als alleen al de naam Côte de Beaune op het etiket staat, stijgt de prijs al gauw boven de twintig euro. Een naam kost ook wat. Enfin, ik zou iedere dag wel een mooie witte Bourgogne willen drinken, maar overdaad schaadt zegt de dokter. Bovendien, als je dagelijks topwijnen drinkt, dan verwen je de smaakpapillen misschien wel teveel. Het drinken van gemiddelde (maar goede) witte wijn, doet je weer extra genieten van topkwaliteit. Wat betreft de sociale component van het drinken, daar heeft een goede vriend en wijnkenner het volgende op gevonden: hij tapt zijn dagelijkse wijn uit een grote kartonnen doos. In die doos zit een zak met drie liter wijn. Vroeger was die wijn van een barre kwaliteit, maar tegenwoordig heel behoorlijk en geschikt voor dagelijks gebruik, zo verzekerde hij mij. En ‘niemand kan zien hoeveel er nog in zit’. Zelf vind ik het geen gezicht zo’n doos op tafel. Geef mij maar de ouderwetse, mooie fles. Het oog wil ook wat. Bovendien zijn die mooie witte Bourgognes niet in karton verkrijgbaar.
En waar wijn is, daar is Ilja Gort. Deze in Frankrijk wonende oud reclame- en nu wijnboer heeft ooit Beaune bezocht in de televisieserie Gort à la Carte. Altijd onderweg met z’n witte Citroën Méhari en alpinopet. Ik weet niet hoeveel wijn hij drinkt tijdens de opnames, maar zijn Frans -evenals zijn rijvaardigheid- wordt er in ieder geval niet beter op. Iedere ontmoeting is altijd even hartelijk, of het nu een bakker, kaas-, worstenmaker of wijnboer is. Het is alsof hij de mensen daar al jaren kent. Altijd wordt er dan aan Gort gevraagd Bonjour Ilja, ça va? En steevast antwoordt hij met impécable: het kán niet beter! Ik zal het maar vast vertalen, want dat doet Gort namelijk ook altijd. Het programma wordt Nederlands ondertiteld, maar Gort vertaalt altijd het antwoord in het Nederlands terwijl diezelfde ondertiteling gewoon doorloopt in exact dezelfde bewoordingen. Eigenlijk is Gort à la Carte dus een programma voor slechthorenden. Overigens verwacht een Fransman nooit een echt antwoord als hij je vraagt hoe het met je gaat. Het is meer een beleefdheidsvorm. Het volstaat met eveneens te zeggen Oui, ça va. Ook al verloopt je dag nog zo beroerd. Ook antwoord Gort iedere rechtgeaarde Fransman als hem iets uitgelegd wordt met het al even Franse oké.
Beaune is ook het stadje van de Hospices de Beaune. Met het schitterende mozaïek dak is het de belangrijkste bezienswaardigheid. Ooit opgericht in 1443 als armenhospitaal. Pas in 1971 wordt de laatste patiënt van het ziekenhuis ontslagen. De zieken werden door nonnen verzorgd. De ziekenzaal meet 50 meter lang, is 14 meter breed en 16 meter hoog. Ze kunnen vandaar het altaar zien, zodat ze de erediensten kunnen volgen. De Katholieke kerk laat geen gelegenheid voorbij gaan om zieltjes te winnen. In de zaal bevinden zich langs de noord- en zuidmuur twee beddenrijen. In het hart van de ruimte staan tafels en banken voor de maaltijden. De bedden zijn kleine tweepersoonsbedden. Het Hôtel de Dieu is een van de hoogtepunten uit de Vlaams-Bourgondische stijl. In 1966 was Hôtel de Dieu ook het decor voor de speelfilm La Grande Vadrouille met Bourvil en Louis de Funès. Commercieel gezien is dit een van de meest succesvolle Franse speelfilms ooit.
Nu is het een museum. Jaarlijks is er in november een grote wijnveiling voor het goede doel. Om de financiële situatie van het ziekenhuis veilig te stellen lieten weldoeners landerijen in de Côtes de Beaune na aan de Hospices. Dit groeide in een periode van vijfhonderd jaar van giften en nalatenschappen uit tot een oppervlakte van 57 hectare met Grands Crus en Premiers Crus. De ‘vente aux enchères’ wordt in 1859 voor het eerst gehouden en is de oudste veiling voor het goede doel in de wereld. Wijnen van de eigen wijngaarden worden per vat verkocht. Elke fust heeft een inhoud van 228 liter, goed voor 288 flessen. Het is de oogst van hetzelfde jaar. Na aankoop worden de vaten in de kelders van de Hospices bewaard en beslist de eigenaar wanneer de inhoud gebotteld gaat worden.
Ik ga zitten op een van de vele terrassen van de Place Carnot. Het is een soort wijnbar. Het heeft weinig van doen met wijncultuur. Maar het is wel de plek waar vandaan de ansichtkaart boven aan de pagina gemaakt is. De bomen van toen zijn een stuk groter geworden. De auto’s zijn intussen naar de rand van het plein verbannen, maar bederven mijn uitzicht nu veel meer dan vijftig jaar geleden. En er zijn nu veel meer terrassen. Maar de wijn, die smaakt nog precies hetzelfde.
[ezcol_1half]
[/ezcol_1half] [ezcol_1half_end]
[/ezcol_1half_end]